Shared dining: samen uit één bord eten, samen in de stress
Er is een plaag gaande in de horeca. Nee, ik bedoel niet de QR-codes in plaats van een menukaart, de cocktails in jampotten of het brood waarvoor je ineens € 6,50 moet betalen. Ik heb het over shared dining – oftewel: samen uit hetzelfde bord eten. Een concept dat waarschijnlijk is bedacht door iemand die nooit honger heeft, allergisch is voor persoonlijke ruimte en dol is op ingewikkeld sociaal gedrag aan tafel.
In theorie klinkt het gezellig: je bestelt allerlei kleine gerechtjes, die je dan “gezellig deelt” met je tafelgenoten. Samen proeven, samen ontdekken, samen genieten. Maar in de praktijk betekent het: één garnaal, vijf vorken. Eén bitterbal, een diplomatieke crisis. En een heel hoofdgerecht dat nét jouw smaak heeft – maar dat je moet splitsen met iemand die drie keer zoveel opschept “zonder het door te hebben”.
Shared dining is de groepsopdracht van het uit eten gaan. Niemand weet wie wat kiest, wie wat krijgt, of hoeveel er eigenlijk besteld moet worden. En áls er dan iets op tafel komt, breekt er een collectief gestaar los: “Zou dit de burrata zijn of de ceviche?” Niemand durft als eerste toe te slaan. Tenzij je met een collega bent die altijd als eerste toe weet te slaan. Die zie je dan voor je ogen de helft van het bord leegscheppen terwijl jij net nog bezig was met beleefdheid.
En dan hebben we het nog niet gehad over de logistiek: wie snijdt, wie schuift, wie pakt de laatste hap? Waarom voel ik me opeens schuldig omdat ik een stukje zalm neem waar ik nota bene zelf voor betaald heb?
Geef mij maar gewoon een bord. Een eigen bord. Met mijn eten erop. Dat ik rustig kan opeten in mijn eigen tempo, zonder strijd, schuldgevoel of sociale onderhandeling. Noem het ouderwets, noem het egoïstisch, maar ik noem het eten.
Shared dining? Graag niet. Ik deel mijn tafel, mijn gezelschap, zelfs mijn fles wijn. Maar mijn eten? Dat blijft lekker van mij.
